In 1967 werd ik goedgekeurd voor alle diensten. In die tijd gold in Nederland nog de dienstplicht voor de twee oudste jongens uit een gezin. En ik mocht, liever, ik moest. Medio maart 1968 mocht ik op komen draven in de Elias Beekmankazerne in Ede, berichtenklerk zou ik moeten worden. Iets sufferiger dan dat kon ik me niet voorstellen. Ik denk dat je het het beste kunt vergelijken met eenvoudig werk op een postkamer. We leerden berichten adresseren en voorbereiden voor de communicatiemiddelen uit die tijd, telex, telefoon, ordonnans en radio. En in die twee maanden Ede moest ik ook nog leren in de pas te lopen, mijn Uzi te gebruiken en schoon te houden en acht te geven. Het is niet echt gelukt. Ik kan me herinneren dat ik bij schietoefeningen alles raak schoot. De sergeant was bijzonder tevreden over de prestaties van mijn wapen, over het algemeen waren die dingen niet zo goed afgesteld. Dus hij vorderde het en zou wel eens de nodige punten scoren. Geen pop werd geraakt, mijn uzi bleek zo krom als een hoepel.
Twee maanden opleiding was genoeg om als volleerd berichtenklerk mijn diensttijd te voltooien, dat werd in de Wittenberg, tussen Stroe en Garderen. En om de week naar het stafgebouw van het eerste legerkorps in de Willem III kazerne in Apeldoorn. Om de tijd te doden reed ik met enige regelmaat met een van de ordonnansen mee in hun kevertje. We bedienden een acht à tien kazernes, verspreid over de Veluwe. Met zo’n rondje was je tenminste een paar uur onder de pannen. Een van de Volkswagens werd ook voor andere doeleinden gebruikt, de persoonlijke verzorging zal ik maar zeggen. Omdat iedere rit tot op de kilometer verantwoord moest worden reden we in het weekend achteruit rondjes om het voetbalveld en het hertenkamp. De teller liep daarbij terug tot de te verantwoorden stand. Bij de garage hebben ze nooit kunnen ontdekken waarom het verbruik van die ene auto zo beduidend veel hoger was dan van de rest.
De eerlijkheid gebied te vermelden dat het er ook wel enige tijd serieus aan toeging. De russen vielen Praag binnen en de NATO was in opperste paraatheid. De hoeveelheid geclassificeerde en ongeclassificeerde berichten nam enorm toe. Ik kan wel verklappen dat de legerleiding meer wist dan ooit in de kranten heeft gestaan.
De weken op de Wittenberg bracht ik in ledigheid door. Of je moet het als nuttig ervaren dat een jeep iedere veertien dagen opnieuw geschilderd werd. Die verveling leidde er zo af en toe toe dat ik het weekend achter de wacht mocht zitten, arrest dus. Bijvoorbeeld omdat we een jonge luitenant verweten zich compleet te laten indoctrineren door de legerleiding en de politiek, dat hij niet eens in staat was een eigen mening te vormen. Protestgeneratie hè, zo ging dat. Een paar keer moest ik mee op oefening in toen nog West Duitsland. Afleiding, dat was wat we nodig hadden. Zo zaten we een keer in een duits café aan het duitse bier toen de waardin enthousiast binnenkwam, ‘Beatrix hat ein Sohn!’ We reageerden met ‘Nou en, wij zijn de vader niet.’Ze begreep er helemaal niets van. Wel heel indrukwekkend was een bezoek aan Bergen Belsen, georganiseerd door onze kapitein die daar zelf in concentratiekamp gezeten had.
Ach, ik kan er een boek over schrijven, maar waarom zou ik. Na zestien maanden was ik weer terug op Hoograven, de laatste periode daar.